Rotterdamse kroniek: aantekeningen van Rotterdamse stadssecretarissen, 1315-1499 (1570)
Allertsz, Jan, en Jansz, Cornelis. Rotterdamse kroniek: aantekeningen van Rotterdamse stadssecretarissen, 1315-1499 (1570). Onder redactie van H. ten Boom en J. van Herwaarden. S.l, 1981. https://www.dbnl.org/tekst/_ned017198001_01/_ned017198001_01_0002.php.
Auteursgegevens
Naam | Cornelis Janszoon |
Geslacht | m |
Geboortedatum | 1464 |
Datum overlijden | 1527 |
Plaats overlijden | Rotterdam |
Religie | katholiek |
Publieke rollen | stadssecretaris van Rotterdam |
Educatie | kent Latijn |
Beroep | stadssecretaris |
Inhoud van de tekst
Beschreven begin | 1313 |
Contemporain begin | 1494 |
Plaats onderwerp | Rotterdam |
Notes
H. ten Boom geeft de volgende informatie over de auteurs:
# Beiden zijn stadsschrijvers geweest. Het betreft hier vader en zoon: Johan Allertszoon en Cornelis Janszoon
“De vader, Johannes Allertszoon, werd in 1468 aangesteld als klerk van de stad onder Doe Jansz. van der Sluys. Johannes bleef werkzaam voor de stad tot zijn dood in 1489. Hij had de lagere geestelijke wijdingen en was notaris (notarius et clericus Trajectensis). Johannes’ echtgenote stierf in 1500 en ze hadden samen zeven kinderen: vijf dochters en twee zonen.1149 Het gezin woonde gedurende 1472-1483 in het laatste huis van Oosteinde. In 1478 zwoer de secretaris trouw aan Maximiliaan van Oostenrijk toen hij de stad Rotterdam aandeed. Op 20 januari 1489 werd Johannes geëxecuteerd.
Cornelis werd geboren op 9 januari 1464 en was vanaf 1489 werkzaam als klerk voor de stad Rotterdam. Waarschijnlijk volgde hij zijn vader op. Vanaf 1495 was hij secretaris van de stad na het overlijden van Doe Jansz. van der Sluys. Er zijn geen aanwijzingen dat hij notaris is geweest. Cornelis was tweemaal getrouwd en had acht kinderen.”
Ten Boom drukt in zijn bijlages 1 en 2 ook de aantekeningen af die Cornelis Jansz maakte over zijn familie. NB hij zegt daar zelf dat hij in 1574 geboren is, maar gezien zijn eerste huwelijk in 1588 lijkt dat volgens Ten Boom toch onwaarschijnlijk en is het een verschrijving. Cornelis kent Latijn
Jan Allartsz noemt zichzelf clericus Traiectensis - lagere wijdingen. Zijn vrouw sterft in 1500.
De kroniek en haar twee auteurs worden ook besproken in het proefschrift over Kamper Kronieken van Peter Bakker. Die laatste schrijft over de kroniek het volgende:
“De kroniek kent geen oorsprongsgeschiedenis. Zij begint met het jaar 1315 en eindigt met 1499 en de laatste toevoeging gaat over 1550. Grofweg kan de kroniek in drie delen worden ingedeeld. Het eerste deel beslaat de periode 1315-1427; het tweede deel 1455- 1488 en het derde deel 1494-1499. Het eerste en tweede deel zijn geschreven door Johannes Allertszoon, het derde deel door diens zoon Cornelis. Daarnaast zijn er verscheidene zestiende-eeuwse gebeurtenissen terug te vinden. Dit suggereert dat de kroniek ook in de zestiende eeuw nog een functie had binnen het stedelijk archief van Rotterdam. Het eerste deel kenmerkt zich door de bronnen die de auteur heeft gebruikt. Het tweede en derde deel bestaat uit beschrijvingen van gebeurtenissen tijdens het dienstverband van de twee auteurs en is voornamelijk tot stand gekomen uit hetgeen zij als contemporain geschiedschrijver te horen kregen.”1
[1] Peter Bakker, ‘Kamper kronieken: Stedelijke geschiedschrijving in de Noordelijke Nederlanden (ca. 1450-1550)’ (Proefschrift, Amsterdam, Vrije Universiteit, 2020), 313.
Literatuur
Peter Bakker, ‘Kamper kronieken: Stedelijke geschiedschrijving in de Noordelijke Nederlanden (ca. 1450-1550)’ (Proefschrift, Amsterdam, Vrije Universiteit, 2020)
H. ten Boom, ‘De eerste secretarissen van Rotterdam’, Rotterdams Jaarboekje (1979)Ser. 6, vol. 7 (1979) p. 151-174. https://rjb.x-cago.com/GARJB//1979/12/19791231/GARJB-19791231-0178/story.pdf