Journaal van 1802 tot 1813 door N.J. Baake
1813_Haag_Baak
Baake, Nicolaas Johannes. “Journaal van 1802 tot 1813 door N.J. Baake.” 1. Den Haag, 1813. Ov.Verz. H s. 373. Gemeentearchief van ’s-Gravenhage.
Auteursgegevens
Naam | Nicolaas Johannes Baake |
Geslacht | m |
Geboortedatum | 1781 |
Geboorteplaats | Den Haag |
Datum overlijden | 1816 |
Plaats overlijden | Den Haag |
Religie | gereformeerd |
Publieke rollen | Kapitein schutterij (zesde compagnie) |
Beroep | spiegelmaker |
Inhoud van de tekst
Beschreven begin | 1802 |
Contemporain begin | 1811 |
Plaats onderwerp | Den Haag |
Notities
De kroniek komt voor in de lijst met egodocumenten van Rudolf Dekker onder nummer 597. Daaruit komt de volgende informatie:
Nicolaas Johannes Baake is geboren te Den Haag op 16 december 1781. Daar is hij op 30 november 1816 overleden. Hij was de zoon van Justus Baake en Eva Beekhuizen. Baake is gedoopt in de Grote Kerk in Den Haag en was dus gereformeerd (of Nederduitsch Hervormd, zoals hij zelf zegt). In 1812 nam hij het spiegelmakersbedrijf van zijn vader over.
http://www.egodocument.net/egodocument/egodocuments-1814-4.html
In het stadsarchief van Den Haag ligt een brief van Baake geschreven aan Johan Gerard Tullingh van Oldenbarnevelt, lid van de gemeenteraad en de schutterij. Deze brief is vriendschappelijk van aard en lijkt dus te wijzen op een goede relatie met Tullingh. Wellicht had hij hierdoor ook toegang tot het gemeentelijke archief, waardoor hij aan bepaalde data is gekomen. Zie Haags Gemeentearchief, 8000-01 Brievencollectie - Bijzondere Collecties - OV 2, Brief van: Nicolaas J. Baake aan: J.G. Tullingh van Oldenbarnevelt (Witte), 1814 mei 6. Hij had in ieder geval toegang tot volkstellingen, dus wellicht had hij ook toegang tot de stadsarchieven en/of het stadsbestuur.
Hij correspondeerde ook met Johan Gerard van Oldenbarneveld (‘Witte Tullingh’), een jurist die lid was van de municipale raad. In een brief die hij schreef op 8 mei 1814 draagt hij enkele gedichten op ter gelegenheid van zijn terugkeer in Den Haag. Hij onderhield dus een ogenschijnlijk vriendschappelijke relatie met Tullingh en beschikte hoogstwaarschijnlijk dus over een goed netwerk.